Bron: amweb
In Nederland heeft een consument met een rechtsbijstandsverzekering het recht een externe advocaat uit te zoeken zodra zijn conflict uitgroeit tot een administratieve of gerechtelijke procedure. Vanwege dat uitgebreide recht staat de premie van rechtsbijstandspolissen onder grote druk. Onderzoeker en Kifid-medewerker Bo Holthinrichs promoveerde cum laude op het recht van vrije advocaatkeuze en constateerde dat de Nederlandse en Europese jurisprudentie voorbijgaat aan de oorspronkelijke intenties van de Europese regelgever.

Het uitgebreide recht op vrije advocaatkeuze werd in Nederland bekrachtigd met het Sneller-arrest uit 2013. Overeenstemming met de verzekeraar is sindsdien niet meer nodig; de enkele behoefte aan rechtsbijstand in een gerechtelijke of administratieve procedure in een gedekte zaak, geldt als entreebewijs voor een advocaat of andere rechtshulpverlener. Net als andere wetenschappers laat Holthinrichs zich niet graag een waardeoordeel ontfutselen, maar bij het Sneller-arrest uit hij zijn bedenkingen. “Ik zou zeggen dat die uitspraak niet strookt met de wetsgeschiedenis.”
Belangenconflict
De wetsgeschiedenis gaat terug tot de jaren zeventig, wanneer de Europese Commissie zich buigt over de positie van rechtsbijstandsverzekering binnen het verzekeringslandschap. Enkele Europese lidstaten maakten zich zorgen over het mogelijke belangenconflict dat kan optreden als twee partijen klant zijn bij dezelfde verzekeraar. Holthinrichs noemt het voorbeeld van een rechtsbijstandsverzekerde die zijn verzekeraar inschakelt om zijn buurman aansprakelijk te stellen. “De verzekeraar draagt dan zowel het rechtsbijstandsrisico van de verzekerde als het aansprakelijkheidsrisico van diens buurman. De verzekeraar moet dan rechtsbijstand verlenen tegen zichzelf, om zichzelf tot uitkering te dwingen. Die belangentegenstelling werd logischerwijs pervers geacht.”
Misschien had het Hof niet alle benodigde informatie tot haar beschikking
Bedrijfsmodellen
Om deze belangenconflicten te voorkomen werd een richtlijn voor de rechtsbijstandverzekering voorgesteld. De Europese Commissie en de lidstaten bedachten drie bedrijfsmodellen voor rechtsbijstandverlening. Dat kon een vorm zijn met afgescheiden rechtsbijstandverlening binnen de verzekeringsmaatschappij, uitbesteding van de rechtsbijstand aan een onafhankelijk schaderegelingskantoor, of verlening van het ruime recht van vrije advocaatkeuze wanneer een verzekerde dekking heeft voor een geschil. Holthinrichs onderzocht daarnaast aan de hand van de notulen van het wetgevingsproces, wat de intenties waren bij het vastleggen van het beperkte recht op vrije advocaatkeuze.
Huisadvocaat
Uit die stukken blijkt dat een aantal lidstaten zich tijdens dit wetgevingsproces verzetten tegen al te sterke stijging van de kosten van rechtshulpverlening. Om dat te benadrukken, werd over de vrije advocaatkeuze afgesproken dat het recht afhankelijk wordt gemaakt van twee voorwaarden: het besluit van verzekerde én verzekeraar tot inschakeling van een externe rechtshulpverlener (1) en in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure (2). Afzonderlijk daarvan geldt een vrije advocaatkeuze wanneer een belangenconflict optreedt. Het recht van vrije advocaatkeuze was bedoeld om te voorkomen dat verzekerde moest accepteren dat de huisadvocaat van verzekeraar voor hem werd ingeschakeld. Omdat een huisadvocaat ook banden heeft met de verzekeraar, zou het belangenconflict alsnog op kunnen treden.
Breuk
Het Sneller-arrest zorgt volgens Holthinrichs voor een breuk met die gedachte. Vóór het arrest was de ruime mate van rechtshulpverlening in natura zoals die in Nederland gebruikelijk was al in overeenstemming met de oorspronkelijk bedoelde uitleg van het recht op vrije advocaatkeuze. “Het hof bepaalde na analyse van de context een ruime bescherming van verzekerden, zonder dat evenwel duidelijk werd welke bescherming daarmee wordt geboden”, schrijft Holthinrichs in zijn proefschrift, gevolgd door de conclusie dat de uitleg van het Hof van Justitie strijdig is met de bedoeling van de Europese Commissie destijds bij het recht van vrije advocaatkeuze.
Ingekaderde term
Je zou kunnen betogen dat er ook een belangenconflict schuilt in de oude voorwaarde dat verzekerde en verzekeraar het eens moeten worden over de inschakeling van externe rechtshulp. Maar dat is volgens Holthinrichs niet het geval. “Belangenconflict is een ingekaderde term in de richtlijn”, zegt de onderzoeker. “Met het belangenconflict werd gedoeld op de belangen die de verzekeraar kon hebben op de regeling van het rechtsbijstandsgeschil van verzekerde. Indien verzekeraar en verzekerde het niet eens worden over het inschakelen van een externe rechtshulpverlener, kan verzekerde een beroep doen op de geschillenregeling en wordt een externe bindende opinie gevraagd.”
Verzekerde Sneller heeft daar een punt van gemaakt, en met succes
Tot eind jaren negentig was er volgens Holthinrichs een beperkt scala aan zaken waarop een externe advocaat werd voorgesteld. “Verzekerde Sneller heeft daar een punt van gemaakt, en met succes. Het was voorheen zodat verzekerden genoegen moesten nemen met de rechtshulp van verzekeraar. Sneller beriep zich erop dat hij een keuzerecht had omdat hij in een gerechtelijke procedure verwikkeld was. Het Hof is tot de conclusie gekomen dat de bescherming zo ver reikt. Dat is de huidige stand van zaken.”
Eigen juristen
Hoe het kon gebeuren? “Misschien had het Hof niet alle benodigde informatie tot haar beschikking”, zegt de onderzoeker. “Nederland heeft zich er bij het opstellen van de richtlijn hard voor gemaakt dat rechtsbijstandsverzekeraars de vrijheid moesten houden om zoveel mogelijk rechtshulp te verlenen met eigen juristen. Pas onder die voorwaarden wilde Nederland het recht op vrije advocaatkeuze accepteren. De uitspraak van het Hof komt niet overeen met de visie van destijds.”
Nijpend
Volgens Holthinrichs kan de situatie die is ontstaan nijpend worden voor rechtsbijstandsverzekeraars. De maatschappijen hebben heel weinig grip op de kosten zodra er een externe advocaat wordt ingeschakeld. “Is dit nu uiteindelijk wat we willen?”, vraagt hij zich af. “Is het nodig om die vrije keuze zo ver op te rekken?” Om de stijgende premies te remmen, zijn lagere kostenmaxima ingesteld door verzekeraars. “Maar de rechter zal dan moeten toetsen of die maxima toereikend zijn zodat het recht op vrije advocaatkeuze niet denkbeeldig wordt. Als de lagere kostenmaxima niet standhouden, is het goed dat men zich bezint op het maatschappelijke belang dat de rechtsbijstandsverzekering dient en de daarvoor te betalen prijs en geldende keuzevrijheid. Op politiek niveau zou nagedacht kunnen worden over tariefregulering.”
Dit artikel verscheen eerder in am:46.